-
1Bestuurders van auto's, driewielige motorvoertuigen met een gesloten carrosserie of een brommobiel en hun passagiers moeten gebruik maken van de autogordel. Passagiers die jonger zijn dan 18 jaar en kleiner zijn dan 1,35 meter moeten in een kinderzitje zitten. Als de zitplaatsen een gordel hebben mogen er niet meer passagiers meegenomen worden dan er gordels zijn.
Originele wettekst
Bestuurders van een personenauto, een bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel en hun passagiers maken gebruik van de voor hen beschikbare autogordel. Passagiers die jonger zijn dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1,35 meter, maken gebruik van een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem dat is voorzien van een keurmerk als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, van de wet. Wanneer de zitplaatsen die bestemd zijn voor passagiers voorzien zijn van autogordels, worden op deze zitplaatsen niet meer passagiers vervoerd dan er autogordels aanwezig zijn. -
2Met een auto, een driewielig motorvoertuig met een gesloten carrosserie of een brommobiel waarin geen autogordels of kinderzitjes aanwezig zijn mogen geen kinderen jonger dan 3 jaar worden meegenomen. Kinderen jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1,35 meter mogen niet voorin zitten.
Originele wettekst
Met een personenauto, een bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel die niet zijn uitgerust met een autogordel of kinderbeveiligingssysteem als bedoeld in het eerste lid, worden geen passagiers vervoerd die jonger zijn dan 3 jaar en worden passagiers in de leeftijd van 3 tot 18 jaar met een lengte van minder dan 1,35 meter op een andere zitplaats dan een van de voorste zitplaatsen vervoerd. -
3Passagiers, jonger dan 18 jaar mogen voorin alleen van een achteruitrijzitje gebruiken maken als de voorairbag is uitgeschakeld.
Originele wettekst
Passagiers die jonger zijn dan 18 jaar, worden niet in een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een passagierszitplaats met een voorairbag vervoerd, tenzij deze airbag is uitgeschakeld of automatisch op toereikende wijze wordt uitgeschakeld. -
4Het eerste lid geldt niet voor passagiers die gebruik maken van een rolstoel. Deze passagiers worden vervoerd in een rolstoel die vastgezet is waarbij de stabiliteit en veiligheid gewaarborgd is. Deze passagiers maken dan gebruik van
Originele wettekst
Het eerste lid geldt niet voor passagiers die gebruik maken van een rolstoel. Deze passagiers worden vervoerd in een rolstoel die in het voertuig wordt vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt. Deze passagiers maken gebruik van:-
a.de beschikbare veiligheidsgordel van het voertuig.
Originele wettekst
de voor hen beschikbare veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig, -
b.De veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het systeem waarmee de rolstoel aan het voertuig is bevestigd.
Originele wettekst
de veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd, of -
c.een door de minister aangewezen constructie.
Originele wettekst
een door Onze Minister aangewezen constructie.
-
-
5Passagiers van een taxi die jonger dan 18 jaar zijn en kleiner dan 1,35 meter hoeven niet in een kindersitje vervoerd te worden maar niet voorin
Originele wettekst
Het eerste lid, tweede volzin, en het tweede lid zijn niet van toepassing tijdens vervoer in taxi’s. In taxi’s waarin geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is, worden passagiers die jonger zijn dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1,35 meter op een andere zitplaats dan een van de voorste zitplaatsen vervoerd. -
6als voor taxi- of busvervoer betaald wordt dan hoeft de bestuurder geen autogordel te gebruiken. Als er sprake is van contract vervoer dan geldt deze vrijstelling niet. Rolstoelgebruikers hoeven in bussen van het openbaar vervoer geen gebruik te maken van gordels en/of te worden vastgezet.
Originele wettekst
Het eerste lid voor zover dat op bestuurders betrekking heeft en het vierde lid gelden niet tijdens het vervoer van passagiers tegen vergoeding in de zin van de Wet personenvervoer 2000 en tijdens vraagafhankelijk openbaar vervoer in taxi’s, anders dan in de gevallen waarin een overeenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 81, tweede lid, van die wet, of anders dan tijdens taxivervoer in een taxi die is ingericht voor rolstoelvervoer overeenkomstig de daaromtrent gestelde eisen in de Regeling voertuigen. -
7Autogordels, veiligheidsgordels en kinderzitjes mogen alleen zo gebruikt worden dat de werking niet nadelig beïnvloed wordt. Personen kleiner dan 1,5 meter voor wie geen passend kinderzitje beschikbaar is, mogen een gordelgeleider gebruiken. De minister kan veiligheidseisen aan de gordelgeleider stellen.
Originele wettekst
De autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan niet negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden. Personen van 18 jaar en ouder en personen onder de 18 jaar die in de betrokken omstandigheden geen gebruik hoeven maken van een kinderbeveiligingssysteem, kunnen een voorziening gebruiken door middel waarvan het diagonale deel van de autogordel over de schouder wordt geleid. Onze Minister kan aan een dergelijke voorziening nadere eisen stellen. -
8De bestuurder is strafbaar, als kinderen beneden de 12 jaar of passagiers in een rolstoel niet op de voorgeschreven manier worden vervoerd.
Originele wettekst
Het is bestuurders van de in het eerste lid genoemde voertuigen verboden passagiers jonger dan 12 jaar en passagiers die gebruik maken van een rolstoel te vervoeren op een andere wijze dan in dit artikel is voorgeschreven. -
9Het eerste lid van dit artikel geldt niet voor passagiers die gebruik maken van een ligplaats. De ligplaats moet onderdeel uitmaken van het voertuig of aan de vloer zijn vastgemaakt.
Originele wettekst
Het eerste lid geldt niet voor passagiers die gebruik maken van een ligplaats. Deze passagiers maken, indien beschikbaar, gebruik van de daarvoor bestemde veiligheidsvoorziening die deel uitmaakt van het voertuig of van het systeem waarmee de ligplaats aan de vloer van het voertuig is bevestigd.